Bart Jan Krouwel ziet duurzaamheid als economische noodzaak. Foto's: Norbert van der Werff
Voorzitter van Fair Produce Nederland Bart Jan Krouwel meent dat er te veel keurmerken zijn. Toch introduceerde Fair Produce een nieuw keurmerk voor duurzaamheid. Maar dat moet op termijn integreren met alle andere keurmerken. Krouwel noemt verduurzaming economisch noodzakelijk.
EVMI achtergrond & analyse – Verduurzaming voeding
De Stichting Fair Produce Nederland is in 2011 opgericht door handelsplatform voor groente en fruit Frugi Venta, de vakbonden, FNV en CNV en de vakgroep paddenstoelen van LTO Nederland. Doel is om sociale misstanden in de paddenstoelenteelt, die onder druk staat, tegen te gaan en te zorgen voor eerlijke concurrentieverhoudingen. Teeltbedrijven en handelsbedrijven die voldoen aan de normen kunnen door een extern bureau worden gecertificeerd. Sinds medio vorig jaar is Bart Jan Krouwel voorzitter van Fair Produce Nederland. Hij houdt zich al heel lang met duurzaamheid bezig. In 1980 was hij één van de oprichters van de Triodos Bank.
Hij maakte ook deel uit van de directie van milieuorganisatie Green Cross International en was als onderdirecteur van Rabobank Nederland verantwoordelijk voor maatschappelijk verantwoord ondernemen binnen de bank. Krouwel werkte in zijn carrière bij de Rabobank onder bestuurders met een verschillende visie op duurzaamheid. “Herman Wijffels - die me naar de Rabobank had gehaald - is een ‘believer’. Hans ten Cate zei in eerste instantie echter dat hij niet geloofde dat duurzaamheid geld oplevert. Dat moest ik hem constant aantonen en daar ben ik hem achteraf dankbaar voor, het vereiste een hele andere tactiek dan daarvoor. Duurzaamheid moet óf zorgen voor lagere kosten, óf meer opleveren, dat is de crux. Het bedrijfsleven stuurt daar nog niet voldoende op. Het gaat dan natuurlijk om de lange termijn. Iemand die een paar jaar voor zijn pensioen zit, kijkt echter niet ver vooruit. Dat mensen bij sommige bedrijven na een aantal jaren weer een andere functie vervullen, kan ook belemmerend werken. Met het huidige beloningssysteem kijken topmensen constant naar de resultaten op de korte termijn. Het hemd is nader dan de rok. Variabele beloning zou moeten worden betaald op basis van de resultaten over een paar jaar. Nu wordt meestal één of twee jaar vooruitgekeken. Wijffels kijkt veertig jaar vooruit.”
De burger kraait over dierenwelzijn, de consument kiest het goedkoopste kippenvlees.
“Je moet vaak eerst investeren voordat het wat gaat opleveren. Kijk bijvoorbeeld naar energie. Waar zoet en zout water bij elkaar komen, kan energie worden opgewekt. Hoe kan het dat we dat niet vele jaren eerder hebben onderzocht? Omdat er membramen nodig zijn die een paar jaar geleden duizend euro per stuk kostten. Door technische doorontwikkeling zijn die kosten teruggebracht naar vier euro per stuk. Je moet in die kennisontwikkeling durven te investeren. Veel bedrijven zeggen dat ze wel aan duurzaamheid zouden willen doen, maar dat het economisch niet haalbaar is. Dan snap je er geen bal van.”
“Voor mij is duurzaamheid geen idealisme maar een economische noodzaak. Ik spreek trouwens liever van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Verduurzaming is een must, noodzakelijk om te overleven. Die noodzaak begint nu door te dringen. Er zijn echt dingen aan het veranderen. Kijk maar naar het Topsectorenbeleid en naar de rapporten van de Commissie Alders en de Commissie Van Doorn. Ook in de discussie over het voortbestaan van de product- en bedrijfschappen wordt duurzaamheid als argument gebruikt. De laatste één of twee jaar houdt het bedrijfsleven zich in versneld tempo bezig met duurzaamheid. Bedrijven zetten echter nog niet altijd daadwerkelijk de knop om, veel is cosmetisch. Er wordt van alles geroepen omdat het trendy is. Ik denk dat er nog veel meer moet gebeuren.”
Ketens
Hij meent dat er voor verduurzaming een mentaliteitsverandering nodig is. “Pluimveehouders gebruiken nu antibiotica om te voorkomen dat dieren ziek worden. In Denemarken is dat heel anders. Als dieren daar ziek worden, kijken ze het nog een paar dagen aan voor ze antibiotica gebruiken. In Denemarken vinden ze het normaal dat je verantwoord onderneemt. Als je het niet goed doet, behoor je minder betaald te krijgen.”
“De food & agri-sector moet afspraken maken in ketenverband. Bovendien moeten er meer coalities komen van overheid, bedrijfsleven, en ngo’s. Om het antibioticagebruik te verminderen, kan de dierhouderij afspraken maken met dierenartsen, veevoederbedrijven en andere stakeholders zoals de overheid. Ik geef daarbij de voorkeur aan zelfregulering. De overheid kan daarbij wel voorwaarden stellen, maar die moeten zinvol en haalbaar zijn. Ook kan de overheid de termijn bepalen waarin alles gere geld moet zijn.”
Bovendien moeten bedrijven en overheden zich houden aan afspraken die worden gemaakt. “In de EU is per 1 januari de legbatterij afgeschaft. In Nederland zijn we op een enkele geval na al overgeschakeld op verrijkte kooien. Bedrijven hebben hierin geïnvesteerd, extra kosten gemaakt. Zuid-Europese landen willen nu echter de invoering vertragen en een overgangssituatie invoeren. Staatssecretaris Bleker zegt terecht dat daar niks van in komt. Al jaren was bekend wanneer de legbatterij afgeschaft zou worden, maar mensen willen vaak niet veranderen, want dat is lastig, vervelend.”
Arbeidsomstandigheden
De paddenstoelensector heeft Fair Produce Nederland opgericht om de arbeidsomstandigheden in de branche te verbeteren. “Bij de oogst van naar schatting 70 procent van de paddenstoelen ligt de beloning van het personeel onder de Nederlandse normen. Het minimumloon ligt rond de acht euro per uur, maar mensen uit Oost-Europa krijgen vaak niet meer dan drie of vier euro per uur. Dat kan toch niet. Dan wordt er gezegd dat ze dat zo gewend zijn in hun eigen land. Let wel, ik zeg niet dat Roemenen en Bulgaren ons land uit moeten. Integendeel, ze zijn welkom om onder voor ons normale omstandigheden en voorwaarden hier werkzaamheden te verrichten.”
“De branche wil echter ongewenste constructies tegengaan. Het is oneerlijke concurrentie. Wie het goed voor elkaar heeft, heeft een hogere kostprijs. Of de wet in de champignonteelt op grote schaal overtreden wordt? Het is wel voorgekomen dat de arbeidsinspectie een inval had gedaan en boetes had opgelegd en dat een slimme jurist de boete van tafel krijgt… Ik zit hier in vanuit de optiek van maatschappelijk verantwoord ondernemen en niet vanuit slimme juristerij.”
“Fair Produce Nederland heeft mij in de zomer van 2011 gevraagd voorzitter te worden. Ik heb toen ja gezegd onder twee voorwaarden. Het is prima te beginnen met de paddestoelensector, maar in de toekomst moet dat de hele food & agri-sector gaan worden. De tweede voorwaarde was dat Fair Produce Nederland een keurmerk moet worden voor méér dan alleen arbeidsomstandigheden. Als producten uit Nederland dat keurmerk dragen, weten mensen dat ze aan minimum kwaliteitseisen op allerlei MVO-terreinen voldoen.”
“Het Sterrensysteem van de Dierenbescherming, het EKO-keurmerk van Skal, het Milieukeur- keurmerk; ze focussen alle op één specifiek issue. Je kunt wel een hartstikke goed sterrensysteem voor dierenwelzijn hebben, maar de factor milieu of arbeid wordt daarin niet meegewogen. Skal kijkt naar biologisch, maar hoe zit het met de factor arbeid? Voor de paddenstoelensector geldt dat we niet alleen de arbeid perfect moeten regelen, maar ook aandacht moeten besteden aan andere MVO-aspecten.”
“Ik wil naar één geïntegreerd MVO-keurmerk. Bij een dergelijk keurmerk moet je kijken naar een groot aantal facetten en die langs de meetlat leggen: arbeid, milieu, CO2- uitstoot, dierenwelzijn… Aan al die facetten kun je een bepaald aantal punten toekennen. Ik heb inmiddels zeker vijftien jaar geleden samen met Arie van den Brand - oudvoorzitter van Biologica en voormalig Kamerlid voor GroenLinks - het DOP-systeem bedacht. DOP staat voor Duurzame Ondernemers Punten. Toen kreeg een biologische boer bij de aanschaf van bijvoorbeeld een niet-milieuvriendelijke machine financiële voordelen, terwijl de buurman, een gangbare boer zijn duurzame machine, niet groen (en dus goedkoper) kon financieren."
"We hebben het ministerie van LNV toen voorgesteld te kijken naar een aantal rubrieken om bij een bepaald minimumaantal punten groenfinanciering mogelijk te maken. Het ministerie wilde daar toen niet aan. Onlangs zei staatssecretaris Bleker dat er een regiegroep voor de totale verduurzaming van de food & agri-sector komt. Hij wordt daar zelf voorzitter van. Hopelijk gaat dit leiden tot stimulansen voor verduurzaming van de totale sector.”
Krouwel erkent dat er al te veel keurmerken zijn. “Daarbij is er veel verwarring over wat een keurmerk en wat een handelsmerk is. Puur & Eerlijk van Albert Heijn is geen keurmerk, maar een handelsmerk voor onder meer biologische producten en vlees met één of meer sterren van de Dierenbescherming. Een keurmerk moet liefst internationale, toetsbare criteria hebben en objectief en neutraal zijn. Het mag geen individueel keurmerk van een bedrijf zijn.”
Hij pleit voor een grotere rol van ngo’s en van consumenten. “Ze moeten meer van hun machtspositie gebruikmaken. Aan de andere kant, wie had er twee jaar geleden kunnen denken dat Wakker Dier zo veel invloed zou hebben op de ‘kiloknaller’? De organisatie heeft met de radiospotjes gezorgd voor meer bewustwording. Wakker Dier slaagt erin het bedrijfsleven te sturen, dieren hebben een hoge aaibaarheidsfactor. Toen ik aantrad als voorzitter van het Productschap voor Pluimvee en Eieren heb ik gezegd dat we met onder meer Wakker Dier en de Partij voor de Dieren moesten gaan praten. Dat was aanvankelijk ‘not done’. Maar het is niet zo moeilijk om het eens te worden met je vrienden, het is veel interessanter eerst met je zogenaamde ‘vijanden’ te gaan praten om tot oplossingen te komen.”
“De dialoog tussen het bedrijfsleven en ngo’s moet nog intensiever plaatsvinden, vooral als ngo’s zich niet professioneel gedragen, bijvoorbeeld door activistisch gedrag, als ze dingen vernielen, maar ook als ze dingen beweren die niet kloppen. Het woord ‘gifwijzer’ van Milieudefensie, dat is toch lastig te onderbouwen. Dat vind ik onprofessioneel. Of iets gevaarlijk is voor de volksgezondheid of niet, moet toch te onderzoeken zijn? Ngo’s moeten niet naar buiten treden met insinuerende informatie, als deze niet 100 procent klopt. Dan ondergraven ze hun eigen positie.”
Consument en burger
Veel consumenten nemen een tweeslachtige houding aan. “Als burger kraaien ze over dierenwelzijn, maar als ze voor het schap in de supermarkt staan, kiezen ze het goedkoopste kippenvlees… Nederlanders zijn prijskopers, in Oostenrijk, Duitsland en de Scandinavische landen kijken ze veel meer naar de kwaliteit en inhoud van producten. De consument moet er nog aan wennen dat hij meer moet betalen voor duurzame producten.”
“Als consument moeten we ook onze eetgewoonten aanpassen. Vlak voor Kerst zag ik op de markt kersen liggen. We moeten weer leren om groenten en fruit van het seizoen te eten, dat zijn we niet meer gewend. De consument weet te weinig om goede keuzes te kunnen maken. Ze worden ook knettergek van het verschil in aanbod van hetzelfde soort product. Neem eieren. Er liggen wel twintig soorten in het schap en dus kiest een niet bewuste consument op prijs.”
Tekst: Norbert van der Werff