Maaltijden met veel koolhydraten zorgen voor een snelle verzadiging doordat het bloedglucosegehalte snel stijgt. De glucosespiegel daalt echter ook weer snel, waardoor opnieuw een hongergevoel ontstaat.
Oplosbare vezels hebben een gunstig effect op de bloedglucosespiegel. Glucose veroorzaakt een snellere stijging dan sacharose. De glycemische index (GI) zegt iets over de snelheid waarmee koolhydraten in de darm worden afgebroken en de stijging van de glucosespiegel.
Voedingsmiddelen met een index van 55 of lager worden laag glycemisch genoemd, producten met een waarde hoger dan 55 zijn hoog glycemisch.
Peulvruchten en fruit hebben een lage GI en dat geldt ook voor gekookte aardappels. Patat en gebakken aardappels hebben echter een hoge GI. Ook de bereiding is dus van belang.
Sommige wetenschappers stellen dat producten met een lage GI de hongerprikkel uitstellen. Dat zou te maken hebben met voedingsvezel als het type koolhydraten. Vooral jongens aten na een ontbijt met een lage GI minder, maar tegelijkertijd luidde de conclusie van Brits onderzoek uit 2007 dat de lagere energie-inname na een laag glycemisch ontbijt 'statistisch niet significant' was. Een ander Brits onderzoek stelde zelfs dat 'Claims dat de GI van het eetpatroon specifieke effecten heeft op het lichaamsgewicht, zouden daarom misleidend kunnen zijn'.