Het Warenwetbesluit Meel en brood wijzigt op 1 oktober 2017 op een aantal punten. De grootste impact heeft de wijziging van de definitie van brood. Bijna alle broodsoorten moeten voldoen aan de wettelijke zoutnorm van 1,8 procent zout op drogestof. Bedrijven krijgen tot 1 oktober 2018 de tijd om de nieuwe regels te implementeren.
Minder zout
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is sinds eind 2014 in gesprek met de NVB, NBOV, VBZ, Nebafa en NBC over aanpassing van het Warenwetbesluit Meel en brood. De belangrijkste aanleiding hiervoor is dat de gemiddelde Nederlander nog steeds teveel zout binnen krijgt.
Daarom wil het ministerie van VWS dat de wettelijke zoutnorm van toepassing wordt op alle producten die door de consument als brood worden beschouwd en (vrijwel) dagelijks worden geconsumeerd als belangrijk onderdeel van de basisvoeding. Dit bleek een goede aanleiding om het Warenwetbesluit te actualiseren en de transparantie te verhogen.
Naast de zoutreductie komt er ook een wijziging in de definitie van volkoren. De nieuwe definitie omschrijft duidelijker om welke onderdelen het gaat. Daarnaast komen de droge Stof regels voor kleinbrood te vervallen. En tot slot wordt de norm vruchtgehalte voor krentenbollen en rozijnenbollen 30 procent. Meer informatie over deze wijzigingen staat op Bakkers in Bedrijf.
Het Warenwetbesluit Meel en brood richt zich in de eerste plaats op meel en brood die door Nederlandse bedrijven worden geproduceerd en zijn bestemd voor de Nederlandse markt. De regels zijn niet van toepassing op producten die rechtmatig zijn vervaardigd of worden verhandeld in een andere EU-lidstaat of een staat die partij is bij een tot de douane-unie strekkend verdrag of een staat die partij is bij een tot een vrijhandelszonde strekkend verdrag dat Nederland bindt.