Door de teelt van cisgene of conventioneel veredelde resistente rassen te combineren met monitoring van virulentiegenen in de phytophthora-populatie en een ‘niet spuiten tenzij’ strategie ter bescherming van de resistentiegenen van de aardappels, kan het gebruik van bestrijdingsmiddelen tegen phytophthora met zo’n 80-90% verminderen. Onderzoekers van Wageningen University & Research en de Ierse onderzoekorganisatie Teagasc hebben deze resultaten gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift European Journal of Agronomy.
Wereldwijd verliezen aardappeltelers opbrengst door de gevreesde aardappelziekte. Die ziekte wordt veroorzaakt door Phytophthora infestans een schimmelachtig micro-organisme dat complete aardappelvelden in korte tijd kan vernietigen. Aardappeltelers zijn daardoor nu nog genoodzaakt om hun gewas bijna wekelijks tegen phytophthora te beschermen met fungiciden.
Een team onderzoekers uit Nederland en Ierland onderzocht de mogelijkheden van een zogenoemde IPM2.0 aanpak waarin resistente rassen worden geteeld omgeven door extra preventieve maatregelen in een geïntegreerde gewasbeschermingsstrategie (IPM). Boeren maken hiermee optimaal gebruik van de natuurlijke mogelijkheden voor het onderdrukken van phytophthora en hoeven deze ziekte veel minder vaak chemisch te bestrijden. Met deze aanpak zijn ze verzekerd van een normaal opbrengstniveau, blijven beschikbare resistentiegenen zo goed mogelijk werkzaam, worden de productiekosten verlaagd en wordt de milieubelasting van de teelt sterk verlaagd.
De IPM2.0 aanpak bestaat uit drie extra componenten bovenop de huidige Phytophthora aanpak: het gebruiken van resistente rassen, het lokaal monitoren van de genetische aanpassingen binnen het pathogeen en het hanteren van een ‘niet spuiten tenzij’ principe. Een teler spuit dan alleen als uit monitoring blijkt dat het resistente ras door genetische aanpassing binnen phytophthora toch gevaar loopt aangetast te worden. Door in zo’n noodgeval te spuiten wordt het gewas alsnog voldoende beschermd èn wordt het voor phytophthora heel moeilijk zich genetisch zodanig aan te passen dat het door het resistentie-gen heen breekt.
Het team keek onder andere naar verschillen in milieubelasting tussen teelten van het vatbare aardappel ras Desiree en teelten van twee verschillende resistente aardappel types: het via gangbare veredeling verkregen resistente aardappelras Sarpo Mira en een resistente versie van het ras Desiree die via cisgenese een resistentie-gen uit een wilde aardappelsoort ontvangen had. Met cisgenese kunnen bestaande aardappelrassen binnen enkele jaren verrijkt worden met b.v. resistentiegenen, sneller en gerichter dan via gangbare veredeling.
De vatbare en de twee resistente aardappeltypes werden geteeld met een gangbare Phytophthora-beheersing, waarbij het gewas wekelijks bespoten werd, en de IPM2.0 methode waarbij ‘niet spuiten tenzij’ werd gehanteerd. Het onderzoek werd gedurende meerdere jaren uitgevoerd in Nederland en in Ierland, twee aardappellanden bij uitstek.
Voor het vatbare ras Desirée zorgde de IPM2.0-aanpak ervoor dat gemiddeld 15% minder bestrijdingsmiddel gebruikt hoefde te worden. Bij de twee resistente types kon het gewas met 80-90% minder bestrijdingsmiddel gezond gehouden worden.
De onderzoekers konden ook getallen hangen aan de verschillen in milieubelasting. Ze gebruikten daarvoor de internationaal erkende en publiek beschikbare Milieumeetlat. De Milieumeetlat kent milieubelastingspunten toe voor toepassing van chemische gewasbeschermingsmiddellen. Hiermee worden schadelijke effecten op waterleven, bodemleven en grondwater gekwantificeerd. Er worden meer punten toegekend naarmate een toepassing schadelijker is.
Het vatbare ras Desiree in een gangbare teelt, met wekelijkse bespuiting, ontving jaarlijks gemiddeld 700 milieubelastingspunten. Als Desirée volgens de IPM2.0-aanpak werd geteeld, kwam de score op ongeveer 400 milieubelastingspunten.
De resistente rassen onder een IPM2.0 aanpak scoorden echter aanzienlijk beter: IPM2.0 teelten van Sarpo Mira haalden gemiddeld slechts 40 milieubelastingspunten terwijl de cisgene resistente aardappel nog beter scoorde: gemiddeld minder dan tien milieubelastingspunten.