Binnenkort opent de Food Innovation Academy de deuren in Vlaardingen. FrieslandCampina, Meneba, Royal Steensma en Verstegen voerden ruim vijf jaar geleden de eerste verkennende gesprekken voor de nieuwe food-opleiding. ‘Opleidingen misten een link met de praktijk op de werkvloer.’

FrieslandCampina was een van de drijvende krachten achter de nieuwe mbo-school. Uit pure noodzaak, want door de vergrijzing van het personeelsbestand in de regio van Rotterdam en Maasdam denderde het bedrijf op een groot probleem af: een tekort aan gekwalificeerde operators en techneuten. ‘We hadden een scan ontwikkeld om te kijken hoe de bezetting en het verloop eruit zouden zien bij bepaalde aannames over toekomstige productievolumes’, zegt Hans Buitelaar, Manager HR bij FrieslandCampina. ‘Daarin zagen we dat we in onze regio in vijf jaar zo’n dertig tot vijfendertig procent van onze populatie kwijt zouden raken. Dat was behoorlijk zorgwekkend.’

Die vergrijzing had FrieslandCampina deels aan zichzelf te danken, geeft Buitelaar toe. ‘We zijn een onderneming die heel veel heeft moeten reorganiseren. We zijn gefuseerd, we hebben veel bedrijven overgenomen. Er vinden continu rationalisaties plaats.’ Bij zulke ‘rationalisaties’ gaan bijna altijd banen verloren. Werknemers met een goed sociaal plan zijn daar het beste tegen beschermd, en dat zijn juist vaak mensen met een lang dienstverband. Zo krijgen werknemers van een jaar of vijftig al snel voorrang op jongeren om door te stromen naar een andere functie of locatie. ‘We nemen wel jonge mensen aan, maar toch lopen we tegen een moment aan waarop een groot aantal werknemers tegelijk met pensioen gaat.’

Disconnect

Zeker in de regio Rijnmond is het niet gemakkelijk om dat gat op te vullen, want de arbeidsmarkt is krap. Toen FrieslandCampina samen met andere werkgevers in de regio op zoek ging naar oplossingen, constateerden ze een ‘disconnect’ tussen de opleidingen en de dagelijkse praktijk in de fabriek. ‘Wij zagen eigenlijk onvoldoende aansluiting van het onderwijs op onze behoeftes. De scholen die een logische toeleverancier zouden moeten zijn voor de levensmiddelenindustrie sloten de deuren of werden opgenomen in agglomeraties. Op mbo-niveau was niet veel meer in de regio.’

Volgens Buitelaar is dat niet de schuld van de scholen. Lange tijd lijkt er vanuit de industrie geen behoefte te zijn geweest aan nieuwe krachten op dit niveau. ‘Er werden relatief weinig nieuwe mensen aangenomen. Bij ons werden continu werknemers binnen het bedrijf overgeplaatst. We begaven ons niet op de arbeidsmarkt en waren dus ook niet interessant voor het onderwijs. Leerlingen willen gewoon een baan hebben na hun studie. Die studierichtingen zijn dus deels verdwenen of sudderen door zonder dat er een adequate link met het bedrijfsleven is.’

Keek Buitelaar een half decennium verder, dan zag hij dat die nieuwe krachten hard nodig zouden zijn. De vraag was of er dan nog wel goed gekwalificeerde mensen zouden zijn om de vacatures op te vullen. Inmiddels is de vraag naar nieuwe arbeidskrachten flink gegroeid, terwijl er steeds minder mensen beschikbaar komen op mbo-niveau. ‘Veel jongeren stromen door naar hbo. Op mbo’ers wordt soms neergekeken maar wij hebben ze keihard nodig.’

FIA-2 Beeld: FIA

Samenwerken

In gesprekken tussen bedrijven in de regio en de onderwijsgroep Lentiz was de noodzaak tot samenwerking meteen helder. ‘Lentiz had al een opleiding die met voeding en techniek te maken had. Het leek ons interessant om samen een lesprogramma te maken, zodat we ervoor konden zorgen dat wat wij belangrijk vonden ook aan bod kwam in het onderwijs. Aan de andere kant zouden wij ons natuurlijk moeten verplichten om stages te bieden en misschien af en toe een praktijkles te geven. Die gesprekken hebben geleid tot het oprichten van de FIA, samen met Lentiz en andere werkgevers.’

De Food Innovation Academy moest een win-win zijn: een bron van gekwalificeerde werknemers voor de betrokken bedrijven, stageplekken en baangarantie voor de leerlingen, en een korte lijn tussen onderwijs en praktijk voor beiden. Het was nodig, volgens Buitelaar. ‘Ongeveer dertig procent van wat ze destijds onderwezen, hebben we vervangen door actuele stof. Veel dingen die van belang zijn zaten nauwelijks in die schoolpakketten. De scholen en het bedrijfsleven waren echt van elkaar af gegroeid.’

In 2015 startten de eerste studenten aan de nieuwe opleiding, toen nog op een Lentiz-locatie. Inmiddels loopt deze eerste lichting rond bij verschillende van de betrokken werkgevers, ook bij FrieslandCampina. Dit jaar wordt de Food Innovation Academy een echte school met een eigen gebouw. Het voormalige stadskantoor aan de Industrieweg in Vlaardingen is verbouwd en wordt ingericht voor praktijkonderwijs. Het pand herbergt vier verdiepingen met laboratoria, proeffabrieken, een auditorium en een try & taste-ruimte op de begane grond. Ook kunnen consumenten komen lunchen en bedrijven kunnen ruimtes huren om presentaties te houden. Het pand staat vlak naast de fabriek van Royal Steensma, en wordt daar via een brug direct mee verbonden, als fysiek symbool van de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven.

Volgens Hans Buitelaar is het nu slechts een kwestie van zorgen voor een gestage instroom vanuit het basisonderwijs. ‘Daar investeren we nu al in. Het zijn jonge mensen, rechtstreeks van het vmbo of zelfs het basisonderwijs. Ze moeten ergens door geraakt worden. Dat gebeurt pas wanneer je ze iets kunt laten zien. Als we straks een pand hebben zal dat enorm helpen.’

Monteurs

Als HR-manager worstelt Buitelaar met een probleem dat de FIA nog niet oplost: het enorme tekort aan monteurs en technici. ‘De hogere techneuten zijn niet te krijgen. Het is dramatisch; ik kan ze zelfs niet meer inhuren,’ klaagt hij. Ook hier lijkt de FIA te overwegen om het heft in eigen hand te nemen. ‘Nu wordt gekeken of we ook een soort tech-campus moeten hebben, op de FIA of bij ROC Zadkine. Er worden al gesprekken gevoerd.’

Dit heeft ook effect op het vakgebied van de operators. Volgens Buitelaar zullen die in de toekomst een nog technischer takenpakket krijgen. ‘We kijken hoe we de technische component kunnen uitbreiden in de opleiding van operators. Denk aan klein onderhoud van machines, preventieve zaken.’ Zo houden volbloedstechnici tijd over voor zaken waar hun expertise noodzakelijk is en heb je uiteindelijk minder monteurs nodig. Ook zou het voor minder storingen kunnen zorgen. ‘Vaak is het zo dat bij een storing de technicus het komt oplossen. Waar we naartoe willen is dat het een team effort wordt, van monteur en operator.’ Het doorvoeren van zo’n verandering binnen een bedrijf zal echter een uitdaging zijn. ‘Technische diensten geven de techniek niet graag uit handen.’

Altijd op de hoogte blijven?