Veranderende consumptiegewoonten, fraude, vergrijzing en PFAS’s tarten de voedselveiligheid. Sommige risico’s staan op de radar, andere dreigingen zijn in opmars en nog te weinig in beeld. “Meer onderzoek is wenselijk.”
Lege schappen, maatschappelijke onrust, tientallen miljoenen euro’s economische schade, duizenden zieken en soms zelfs doden. De impact van de salmonellabacterie in gerookte zalm (2012), fraude met paardenvlees (2013), listeria in diepvriesgroenten (2015 – 2018) en de fipronilaffaire (2017) was fors. Vanwege de omvangrijke gevolgen zijn de overheid en branche er veel aan gelegen de voedselveiligheidsrisico’s in kaart te brengen en te ondervangen.
CSI
Voedselfraude – waarbij opzet in het spel is – is één van de manieren waarop voedselveiligheid op de proef wordt gesteld. Karen Gussow werkt als afdelingshoofd bij de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de NVWA. Bij het vermoeden van grote fraudezaken doet deze afdeling onder gezag van het Openbaar Ministerie onderzoek. Gussow: “Het is net CSI, inclusief observatietechnieken en het nauwgezet volgen van geld- en goederenstromen. Dergelijke onderzoeken gaan regelmatig de grens over; we werken dan ook steeds vaker samen met collegadiensten in het buitenland.” Gussow signaleert verschillende manieren waarop bedrijven voedselfraude plegen. “De eerste is wat ik wel het witwassen van voeding noem: het willens en wetens en onder valse voorwendselen verhandelen van levensmiddelen met overschrijdingen van de toegestane hoeveelheid van schadelijke stoffen, zoals zware metalen of bepaalde schimmels. Ook worden producten soms mooier gemaakt dan ze zijn, bijvoorbeeld door fysieke aanpassingen te doen. Zo hebben we gehakt gevonden dat was gekleurd met sulfiet. Dat is een allergeen waarvan mensen ziek kunnen worden. Valse beweringen doen over voedsel – ik noem het oneerlijke voeding – is een ander voorbeeld van hoe voedsel mooier gemaakt wordt dan het is. Daarvan zien we een toename. Voedingsproducenten willen inspelen op de groeiende behoefte aan onder andere biologische, duurzaam en lokaal geproduceerde, halal, vegetarische en veganistische producten. Die toenemende vraag vergt investeringen, maar de bereidheid daarvoor ontbreekt soms bij voedselverwerkende bedrijven. Dat werkt fraude in de hand. We zien bijvoorbeeld dat transporttijden van dieren worden veranderd om aan een dierenwelzijnskeurmerk te voldoen, of dat via frauduleuze afspraken halal-certificering wordt verkregen. Ook hebben we onderzoek gedaan naar een partij mosselen waarvan consumenten ziek waren geworden. De leverancier bleek niet eerlijk te zijn over aan wie hij de mosselen had verkocht. De reden, zo bleek, was dat hij zijn afnemer mosselen uit een heel ander land leverde dan de MSC-gecertificeerde partij die hij pretendeerde te verkopen. Traceerbaarheid is bij deze vorm van voedselfraude vaak problematisch.”
Kwetsbaar voedselsysteem
Behalve het traceren van levensmiddelen, blijkt ook de oorzaak van ziektegevallen lastig te herleiden. Zo is in slechts 0,02 % van de ziektegevallen bekend van welk voedsel men ziek is geworden. Dat blijkt uit het rapport Opkomende voedselveiligheidsrisico’s dat vorig jaar werd gepubliceerd door de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV). Naar aanleiding van de fipronilaffaire onderzocht de OVV hoe de signalering en beoordeling van nieuwe dreigingen voor de voedselveiligheid in Nederland functioneert. De algehele conclusie van het rapport is dat het voedselsysteem in Nederland kwetsbaar is voor opkomende voedselveiligheidsrisico’s. Het ontbreekt aan een gestructureerde aanpak om nieuwe dreigingen te signaleren en te beoordelen. Risicobeoordelingen zijn volgens het rapport vooral gebaseerd op dreigingen die zich in het recente verleden hebben voorgedaan. Daardoor zitten nieuwe risico’s niet altijd op de radar, of ze worden te laat ontdekt. Om een beter beeld te krijgen, brengt de OVV een aantal ontwikkelingen in kaart die nu of in de toekomst spelen en die de voedselveiligheid kunnen bedreigen of bestaande risico’s kunnen vergroten, maar waarover nog te weinig kennis beschikbaar is wat betreft waarschijnlijkheid en gevolgen.
Vergrijzing en bestrijdingsmiddelen
Een van die ontwikkelingen is de vergrijzing, die waarschijnlijk zal leiden tot een toename van ziekte en sterfte door voedselinfecties. Een ander omschreven thema raakt aan de ontwikkeling die ook Gussow noemde als een verhoogd risico op fraude: de trend van duurzaam, onbewerkt, lokaal en biologisch eten. Als gevolg van deze ontwikkeling neemt onder andere het gebruik van bestrijdingsmiddelen, conserveringsmiddelen en sterilisatie- en pasteurisatieprocessen af, waarmee de voedselveiligheid onder druk komt te staan. Binnen dit thema van veranderende consumptiegewoonten verwijst het rapport ook naar het streven om voedselverspilling omlaag te brengen en de onduidelijkheid onder consumenten over de verschillende aanduidingen omtrent houdbaarheid.
Een andere ontwikkeling die in het rapport aan bod komt, is die van de internationalisering van handelsstromen. Voedselketens zijn de afgelopen decennia aanzienlijk complexer geworden. (Half)producten bestaan soms uit tientallen grondstoffen waarbij meerdere leveranciers, importeurs, handelaars, transporteurs en telers betrokken zijn vanuit de hele wereld. Risico’s zijn daardoor niet te overzien.
Een door het rapport niet genoemd, maar wel zeer actueel thema dat speelt bij voedselveiligheid, is het gezondheidsrisico van PFAS’s. Afgelopen najaar en winter zorgden deze giftige stoffen voor veel politieke discussie. PFAS’s zijn onder meer gebruikt bij het vervaardigen van brandblusmateriaal en de anti-aanbaklaag van pannen. “Omdat PFAS’s niet worden afgebroken, komen ze op allerlei manieren in het milieu terecht en dus ook in drinkwater, planten en dieren. Zo hoopt het zich op in de voedselketen. Dit heeft effect op de volksgezondheid, al bij lage concentraties tasten PFAS’s het immuunsysteem aan”, vertelt Ron Hoogenboom, onderzoeker bij Wageningen Food Safety Research. “Vis is de belangrijkste bron, maar de stof is ook aangetroffen in eieren, groenten, fruit en granen.” Hoogenboom werkte voor de European Food Safety Authority (EFSA) aan een beoordelingsrapport waaruit blijkt dat de huidige blootstelling een risico vormt. Hij pleit voor meer analyses: “Het is goed mogelijk dat in Nederland geproduceerde eieren en andere producten geen PFAS’s bevatten. Er zijn een paar hotspots in Europa waar de stof veel is gevonden in het milieu, dus onderzoek in de afzonderlijke lidstaten is wenselijk.”
Het beoordelingsrapport van de EFSA is begin september gepubliceerd. Volgens Hoogenboom is het nog afwachten of er een Europese normering komt, dat is aan de Europese Commissie en de lidstaten. Voor voedselverwerkende bedrijven is het zaak om de risico’s alvast te verlagen, meent hij: “Veel bedrijven zetten private laboratoria in voor onderzoek naar de aanwezigheid van giftige stoffen in hun product, maar onderzoek naar PFAS’s staat nog in de kinderschoenen in dergelijke labs. Breng dus je hele keten in kaart, vooral grondstoffen afkomstig uit risicogebieden.”